Lange tijd wist ik niet dat ik autisme had. Het was pas op latere leeftijd, als volwassen man, vader en echtgenoot, dat ik de diagnose kreeg. De puzzelstukjes vielen eindelijk op hun plek, maar het veranderde niets aan mijn dagelijkse ervaring van de wereld, vooral tijdens gesprekken. Praten met anderen is voor de meeste mensen vanzelfsprekend, maar voor mij voelt het vaak als een uitdaging. Hier zijn zeven dingen die altijd denk als ik met je in gesprek ben:

1. "Hoe lang moet ik oogcontact maken?"
Oogcontact is voor mij altijd een vreemde ervaring geweest. Vroeger dacht ik dat ik gewoon verlegen was, of dat ik niet goed wist hoe ik me sociaal moest gedragen. Nu begrijp ik dat mijn brein simpelweg anders werkt. Wanneer ik met iemand praat, voel ik me ongemakkelijk als ik te lang oogcontact maak, maar ik wil ook niet dat de ander denkt dat ik ongeïnteresseerd ben. De balans vinden is lastig. Vaak kijk ik naar iets anders in de ruimte, een voorwerp of een punt net naast de persoon, om mijn gedachten te ordenen en mezelf te kalmeren.
2. "Wanneer mag ik iets zeggen?"
Gesprekken kunnen zo snel gaan, dat ik soms niet weet wanneer ik moet reageren. De stiltes die voor mij natuurlijk aanvoelen, lijken voor anderen ongemakkelijk of te lang. Ik ben altijd bezig met het inschatten van het juiste moment om in te springen, bang om iemand te onderbreken of te laat te reageren. Soms voel ik me net een toeschouwer in plaats van een deelnemer.
3. "Heb ik het antwoord goed begrepen?"
Taal is niet altijd zo eenduidig als het lijkt. Mensen gebruiken vaak metaforen, sarcasme of subtiele hints, en ik kan niet altijd goed inschatten of ik hun boodschap juist interpreteer. Zelfs na mijn diagnose kan ik onzeker zijn over wat er precies van me verwacht wordt. Ik neem dingen vaak letterlijk en dat leidt soms tot verwarring of misverstanden.
4. "Waar moet ik naar kijken?"
Naast het oogcontact is het lastig om te bepalen waar ik me op moet focussen. Sommige mensen gebruiken hun handen veel tijdens het praten, anderen bewegen hun gezicht of staan te wiebelen. Al die prikkels kunnen me afleiden. Soms kijk ik liever naar een rustig punt, maar ik weet dat dat voor de ander misschien vreemd overkomt. Ik probeer te balanceren tussen me comfortabel voelen en de ander niet het gevoel geven dat ik hen negeer.
5. "Is mijn lichaamstaal correct?"
Ik ben me vaak hyperbewust van mijn lichaamstaal, hoewel ik weet dat ik er niet altijd controle over heb. Ik vraag me af of mijn houding aangeeft dat ik luister, of dat ik ongemakkelijk overkom. Het voelt alsof ik voortdurend mijn eigen gedrag aan het monitoren ben, iets wat behoorlijk vermoeiend kan zijn. Ik wil geen verkeerde signalen afgeven, maar tegelijkertijd wil ik ook gewoon mezelf zijn.
6. "Waarom stelt de ander deze vraag?"
De intentie achter vragen is niet altijd duidelijk voor me. Mensen vragen dingen om verschillende redenen: uit interesse, om een gesprek gaande te houden, of soms gewoon uit beleefdheid. Maar ik vraag me vaak af wat hun échte bedoeling is. Proberen te achterhalen waarom iemand iets vraagt, kan me afleiden van het daadwerkelijke gesprek. Daardoor voel ik me soms nog verder verwijderd van de interactie.
7. "Hoe lang duurt dit gesprek nog?"
Ik vind gesprekken vaak vermoeiend, vooral als ze langer duren dan ik had verwacht. Terwijl de ander misschien vol energie en enthousiasme praat, ben ik bezig met mijn eigen energiemeter. Hoeveel langer kan ik dit volhouden voordat ik uitgeput raak? Het is niet dat ik niet geïnteresseerd ben, maar ik moet soms mijn eigen ruimte bewaken om niet overweldigd te raken.
Het feit dat ik nu weet dat ik autisme heb, helpt me om mezelf beter te begrijpen. Maar dat betekent niet dat gesprekken gemakkelijker zijn geworden. Het blijft een constante uitdaging om mezelf staande te houden in sociale interacties.
Misschien herken je iets van jezelf hierin, of misschien helpt het je om iemand met autisme in je leven beter te begrijpen.